Doel
- De leerlingen herhalen woorden met ch, cht en gt.
Dit is een herhalingstaak. Over de categorieën van deze taak is instructie gegeven in de volgende lessen:
- K14: woorden op ~cht en ~gt - Spelling in beeld c, blok 5, les 3
- W9: woorden met ch - Spelling in beeld d, blok 6, les 2
- De leerlingen herhalen woorden met ch, cht en gt.
Dit is een herhalingstaak. Over de categorieën van deze taak is instructie gegeven in de volgende lessen:
- K14: woorden op ~cht en ~gt - Spelling in beeld c, blok 5, les 3
- W9: woorden met ch - Spelling in beeld d, blok 6, les 2
Materialen
- taakbladen (groep 7 - H - K14-W9)
- antwoordbladen (groep 7 - H - K14-W9)
- uitlegkaarten d (groep 7 - K14) (groep 7 - W9)
Activiteiten
Laat de leerlingen de taakbladen voor zich nemen en de opdrachten doorwerken.
Tips voor begeleid leren
Extra bij Uitleg
- Maak duidelijk dat de klank gt op verschillende manieren gespeld wordt.
In de uitleg staat onder andere: ‘Hoor je /gt/ na een lange klinker of een tweetekenklank?
Is het een persoonsvorm? Dan is het een hij-vorm tegenwoordige tijd.
Die schrijf je met gt: hij vraagt, hij weegt, hij buigt, hij krijgt.’
Voor de volledigheid kunt u daar nog aan toevoegen:
Hoor je /gt/ na een lange klinker of een tweetekenklank en is het geen persoonsvorm? Dan is het een voltooid deelwoord. Dat schrijf je met gd: gevraagd, geveegd, gedroogd, gedreigd (maar: toegejuicht omdat ch in 't kofschip zit).
- Besteed aandacht aan woorden die hetzelfde klinken, maar verschillend geschreven worden:
licht (van de zon, gewicht) - hij ligt (liggen); ik lach (lachen) - ik lag (liggen); nog (nog altijd) - noch (en ook niet).